Weblog

Worden wat je wil

Misschien kwam het door de tijd van het jaar, door de vallende blaadjes. Misschien kwam het door de ELV-lezing over vertaaltheorie die ik pas had bijgewoond, waarin nog weer eens was uitgelegd hoe onmogelijk vertalen eigenlijk is. Of misschien kwam het doordat ik net een vertaling had ingeleverd bij de uitgeverij en nog niet direct wist hoe en waarom ik aan mijn volgende klus zou beginnen.

Het was zo’n somberte die iedere werkende zo nu en dan overvalt, neem ik aan. De waar-doe-ik-het-allemaal-voor-somberte. Het maar-eigenlijk-kan-ik-dit-helemaal-niet-verdriet. Ja toch? Herkenbaar toch?

En toen was het Kinderboekenweek, thema ‘Worden wat je wil’, en bereikte mij van de school van mijn dochters het verzoek iets over mijn beroep te vertellen. Deed ik niet iets in de bouw? Oh, boekvertaler, ook leuk. Woensdagochtend, zou dat schikken?

Zo kwam het dat ik gisterochtend in groep 5b van “onze” school een spreekbeurt-met-powerpoint stond te houden over hoe dat nou kan, dat Pluk van de Petteflet er óók in het Engels is, dat Pippi Langkous helemaal geen Nederlands boek is, dat de Sjakie van de Chocoladefabriek eigenlijk Charlie heet – en dat die boeken gewoon opnieuw geschreven zijn. Door een vertaler.

Ik vertelde dat het een heel gepuzzel is, een boek vertalen, maar dat als je van puzzelen hield, en van lezen, en als je nieuwsgierig was en van speuren hield, dat er dan geen mooier werk te bedenken was – en dat alle kinderen vooral vertaler moesten worden. Omdat vertalen het allerheerlijkste lezen was dat er bestond.

Of ik de kinderen van groep 5b heb overtuigd, weet ik niet, maar hun vragen waren verdraaide slim (‘Waarom is Nederlands anders dan Duits, als het in het Engels Dutch heet?’) en hun enthousiasme was aanstekelijk (‘Ik ben ook vertaler, want ik praat thuis Somali!’). Onderweg naar huis betrapte ik mezelf op een verende tred, een zonnige blik en frisse moed om met nieuwe klussen aan de slag te gaan.

Als ik het vertalen nog eens zat werd, bedacht ik, kon ik best in het onderwijs gaan werken. Maar voorlopig was daarvan geen sprake. Voorlopig was ik precies ‘wat ik worden wil’.


Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Welke muggenzifter had het lef?

Tijdens een saai telefoongesprek viel mijn oog op een knop op mijn telefoon die me nooit eerder was opgevallen. “Opnemen” stond eronder. Huh, wat? Ging dat zo gemakkelijk tegenwoordig?

Ik herinnerde me hoe ik vroeger had zitten klungelen met telefonische interviews, in verbeten pogingen journalist te worden. Met een postelastiek om mijn hoofd en een microfoon eronder geklemd had ik gespreksgenoten het vuur na aan de schenen proberen te leggen. Maar natuurlijk schoot de microfoon altijd los zodra een gesprek ook maar een beetje interessant werd.

Voor de gein drukte ik op de opneemknop en zo zat ik dat saaie gesprek direct na afloop alweer terug te luisteren. Daarbij vloog het schaamrood me naar de kaken, want ik merkte dat allerlei dingen die mijn zus me had verteld gewoon niet tot me waren doorgedrongen (sorry Marleen, als je dit leest), en dat er iemand aan het gesprek had deelgenomen wiens stemgeluid me onbekend voorkwam. Maar dat was ik natuurlijk zelf.

Iets dergelijks is me overkomen met een vertaling die ik anderhalf jaar geleden maakte en waarvoor ik een vertaalbeurs kreeg van het Letterenfonds. Bij de toekenning van zo’n beurs hoort dat een commissie van deskundigen de kwaliteit van je vertaling tegen het licht houdt wanneer je een nieuwe beursaanvraag indient. Is je werk een beetje beurswaardig?

‘Nee, helaas,’ luidde het oordeel van de commissie deze zomer. Ik ontplofte toen ik de brief kreeg. Wel god nog aan toe, welke muggenzifter had het lef? Wat voor kommaneuker… Welke, welke… Enzovoort. Hoe zit dat ook alweer met de fases van rouw? Eerst protest, dan ontkenning, dan verdriet en tot slot acceptatie? Zo werkte het bij mij zo’n beetje.

De afgelopen tijd heb ik de gewraakte vertaling zitten bestuderen. Aanvankelijk vol bewondering voor mijn eigen onvoorstelbare vertaalvaardigheid, maar na verloop van tijd met hetzelfde ongeloof dat me besloop bij het beluisteren van die telefoonopname. Waarom had ik niet opgemerkt wat mijn “gesprekspartner” éigenlijk had willen zeggen, en vooral hóe die dat had willen zeggen? Waar had ik gezeten met mijn gedachten?  Waar had ik nou zo ontzettend mijn best op zitten doen?

Na mijn afstuderen heb ik een tijd geprobeerd om journalist te worden. Met een dictafoon en een notitieblok in de aanslag rende ik rond om sappige quotes te verzamelen, tot ik doorkreeg dat al die zogenaamde feiten me niet gingen brengen waar ik wilde komen. Ik gaf de journalistiek eraan en besloot vertaler te worden.

Ik heb nu een stuk of tien boeken vertaald en kom tot de ontdekking dat die jaren met dat elastiek om mijn hoofd me meer hebben gevormd dan ik zelf in de gaten heb gehad. De striem van dat postelastiek is verdwenen, maar de neiging om zoveel mogelijk informatie zo efficiënt mogelijk bij de lezer naar binnen te trechteren zit er nog steeds in. Die heeft me in de weg gezeten bij die vertaling waar de commissie – terecht dus – zo streng over oordeelde.

Dat ik na jarenlang hardnekkig proberen geen journalist ben geworden, was omdat er geen journalist in me zat. Stiekem wist ik dat ook wel. Dat ik bij het vertalen nog steken laat vallen, vind ik alleen maar interessant en leerzaam, omdat ik weet dat er wél een vertaler in me zit. Mede dankzij de beoordelaars van het Letterenfonds krijg ik steeds beter in de gaten hoe mijn eigen stem klinkt. En hoe nauwkeurig je moet luisteren om te horen wat er éigenlijk gezegd wordt.


Foto afkomstig van pxfuel.com. | Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Hoge bloeddruk, snot voor ogen

Sorry mensen, het is hier veel te lang stil geweest. Mijn laatste update was van eind juni, zie ik. Twee maanden geleden nota bene.

Ja, natuurlijk heb ik ook vakantie gevierd. Twee weken maar liefst, op Terschelling, tussen een stapel boeken en het strand, het was heerlijk. Verder heb ik de halve zomer naar een deadline toe gepeesd. Nu die gehaald is, kan ik me weer om dit dagboek bekommeren.

Wat voor deadline ik precies gehaald heb, kan ik u helaas niet vertellen. Collega-vertalers die een idioot grote klus hadden aangenomen en daar onder dreigden te bezwijken, schakelden mij in als spookredacteur.

Mijn eigen klus had een ruime deadline. Dus terwijl mijn collega’s en ik ons het snot voor ogen tikten, kon het vertaalbeest dat ik eerder zelf geschoten had rustig besterven.

Het was wel even slikken, toen ik twee weken geleden het bestand opende dat ik eerder had opgeslagen in de veronderstelling dat ik er alleen nog wat tikfoutjes uit hoefde te halen.

Ik bleek zinnen aan elkaar geplakt te hebben waar een punt tussen hoorde, ik had punten gezet waar komma’s hoorden en nog veel meer gekkigheid uitgehaald. Alle zinnen die er in het origineel hortend en stotend uit kwamen, vloeiden in mijn versie zonder enige weerstand over de pagina’s. Waarom in godsnaam?

Soms is het goed als een vertaling een tijdje kan liggen voordat je hem inlevert, dat heb ik ervan geleerd. En het kan ook geen kwaad zo nu en dan op je vingers te worden getikt door een strenge beoordelingscommissie van het Letterenfonds. Daarover een volgende keer meer.

Ik weet niet hoe druk het is in uw sector, maar sinds ik terug ben van vakantie, heb ik al drie boeken aangeboden gekregen. Een klein jaar werk in totaal. Ook de uitgevers zijn weer terug van vakantie, zoveel is mij duidelijk. En zou de coronacrisis soms voorbij zijn?

Voor twee van de aangeboden titels waren de deadlines idioot strak, daar heb ik vriendelijk maar beslist voor bedankt. Voor het derde boek was de planning prettig realistisch, die heb ik aangenomen.

De vakantie is voorbij, ik ben uitgerust en zit vol goede voornemens. De belangrijkste twee: me nooit, nooit, nooit laten opjagen door uitgevers met deadlines waar mijn bloeddruk van stijgt en de kwaliteit van mijn werk van daalt. En, natuurlijk, weer regelmatig dagboekstukjes tikken.


Foto afkomstig van pxfuel.com. | Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Het gaat om de doelpunten

Voordat we de achtste finales ingaan, moeten we even de verdere strategie bespreken. U en ik, als schaduwcoaches van het Nederlands elftal. Zeker, er is van alles om tevreden over te zijn. De flanken, de zonedekking, het omschakelen, uitstekend op orde allemaal. Maar je ziet aan ‘de koppies’ dat er op mentale vlak nog winst te halen is. Ik denk: zeker 15 procent.

Omdat ik naast mijn werk als bondscoach ook werkzaam ben als vertaler, weet ik hoe we tot de halve finales kunnen doordringen. En misschíen wel tot de finale, afhankelijk van de mentale groei die onze tegenstanders tot die tijd doormaken. Want laten we de tegenstanders niet vergeten. Klassieke fout!

In De Volkskrant las ik dat Stefan de Vrij de inspiratie voor zijn spel onder meer haalt uit het werk van Eckhart Tolle, Deepak Chopra en Bouke de Boer. Alle respect, belangrijke denkers. Maar als we echt naar het volgende level willen met ons loopwerk en ons kopwerk, dan denk ik dat we ook Sabine Wery von Limont in het spel moeten brengen.

Wat denkt u? Zouden onze jongens De ziel. Graadmeter voor je psychische gezondheid nog voor zondagmiddag uit kunnen hebben? Wie stuurt de link naar het e-book even rond in de teamapp? Zet er maar bij dat downloaden in de online bibliotheek gratis is. Dat ík het vertaald hebt, doet er niet toe. Het gaat om de doelpunten.

Komische titel, De ziel. Graadmeter voor je psychische gezondheid? Ach, wat zal ik zeggen. Misschien nog een beetje te Duitsig. Als een Duitser zich de benen uit zijn lijf loopt, rent hij zich ‘die Seele aus dem Leib’. Wil hij je iets op het hart drukken, dan wil hij je iets ‘auf die Seele binden’. En doet hij iets ter ontspanning, dan laat hij zijn ‘Seele baumeln’, zijn ziel bungelen. Hoe het met de ziel van een Duitser staat, is hoe een Nederlander in zijn vel zit.

Wat het voor boek is? Geen boek over de ziel, gek genoeg. Al in haar inleiding geeft Sabine Wery von Limont toe dat alles wat mensen zich bij de ziel voorstellen gewoon in hun hersenen zit. En dus heeft zij het over het limbisch systeem, de prefrontale cortex en over cortisol en adrenaline ter verklaring van gevoel en gedrag. Wat is dat, concentratie? Waar komt nervositeit vandaan? Hoe werken angst, afhankelijkheid en genot? Je kunt het allemaal afpellen en verklaren. En eraan werken. Ja, echt! Wetenschappelijk bewezen!

En dat is wat onze jongens moeten doen. Natuurlijk, die bal moet heen en weer over het veld en af en toe bij de tegenstander in de netten, maar uiteindelijk is voetbal toch een psychologisch spelletje. Heel logisch eigenlijk. Als je je angstgegner hebt uitgeschakeld, sta je altijd met 1-0 voor, zegt de bondscoach in mij.

Mooie schijnbeweging toch, een boek zweverig De ziel noemen en vervolgens alle ballen op de hersengebieden en de neurotransmitters spelen? Ja, dat vonden de boekhandelaren en de lezers ook toen het verscheen. Ze lieten zich en masse in de luren leggen en gingen kluitjesvoetbal spelen met Kieft, Basta, Frenkie en Derksen. Jongens jongens, wat een gogme!

Zo, hebben spelers en staf het boek inmiddels op hun e-reader staan? Of nog gauw de papieren editie besteld? En alle andere Nederlanders ook? Mooi, dan komt het alsnog goed met de verkoopcijfers van dit geweldige boek – en wordt dat EK óók een grande succes. Hup Oranje! Nog even wat zelfreflectie en dan knallen met die ballen!


Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Behoorlijk rad

Als vertaler heb je nogal eens uit te leggen waarom je maar één kant op vertaalt. Dat er vast een paar genieën op de wereld rondlopen die zich moeiteloos in meerdere talen kunnen uitdrukken, maar dat er voor de meeste stervelingen toch een flinke kloof gaapt tussen je heel aardig kunnen redden in een vreemde taal en de taalbeheersing die nodig is om alles wat het raffinement van de handleiding van een broodrooster overstijgt met enige smaak te kunnen vertalen.

Wat natuurlijk ook een understatement is, want handleidingen vertalen is vast nog lastig genoeg.

Ik ben het Duits heel aardig machtig, al zeg ik het zelf. Ik ben geen germanist, maar heb redelijk wat tijd in Duitstalige landen doorgebracht en hou mijn Duits op peil met boeken, films, podcasts, sociale media en kranten. Maar toch. Als ik een mailtje aan een Duitse uitgever of auteur moet tikken, heb ik het zweet in mijn handen staan en google ik altijd een paar zinnen om te controleren of ze echt Duits zijn, of dat alleen maar lijken.

Tot mijn grote geruststelling las ik laatst dat mijn held Stefan Zweig, die aan het begin van zijn carrière o.m. Paul Verlaine en Emile Verhaeren in het Duits vertaalde, nogal wat taalfouten maakte in de brieven aan “zijn” Franstalige auteurs. De geniale polyglot Stefan Zweig nota bene!

Om toch wat ontspannener Duits te gaan praten en te schrijven, heb ik onlangs een tandempartner opgescharreld. Sinds een paar weken spreek ik zo nu en dan af met een Oostenrijker die al tien jaar hier in Rotterdam woont, maar in het dagelijks leven nauwelijks Nederlands praat, omdat de voertaal op zijn werk Engels is en hij in zijn vrije tijd het liefst boeken leest en films kijkt. We praten dan om de beurt Nederlands en Duits en verbeteren elkaars onhandigheden omzichtig. ‘Als ik wat minder binnen had gezeten, maar gewoon lid was geworden van een voetbalvereniging, had ik allang goed Nederlands gesproken,’ verzuchtte hij laatst in foutloos Nederlands.

Ik zei dat hij daar een punt had, maar dat zijn Nederlands al behoorlijk rad was. En in mijn beste Duits vertelde ik dat ik in de tijd dat ik in Wenen en Berlijn woonde óók vooral met mijn neus in de boeken had gezeten. En dat dat misschien wel het heerlijkste aan die tijd was geweest: dat ik me ongegeneerd had kunnen terugtrekken met mijn boeken en met niemand over koetjes en kalfjes had hoeven kletsen. En dat ik óók daarom vertaler was geworden: om maar niet bij koffieautomaten en in bedrijfskantines te hoeven staan.

Mijn beste Duits is heel aardig, maar het was natuurlijk toch even zoeken naar vlotte equivalenten van “daar heb je een punt”, “behoorlijk rad” en “koetjes en kalfjes”. Al hakkelend werd ik me bewust van de ironie van de situatie, maar er schoten me in de gauwigheid en in het Duits geen relativerende geintjes te binnen.


De illustratie bij deze post is van Peter van Dyck, gevonden op de schitterende blog Reading and art.

Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.