Weblog

Pittige stage

Zo, hèhè, de bestanden zijn naar de drukker. Was me dat een bevalling! Even  tijd om uit te blazen. Maar ik mag niet verslappen, want ik ben nog maar halverwege mijn stage. De afdelingen acquisitie, redactie en productie heb ik gehad, nu zijn de afdelingen verkoop en promotie aan de beurt.

Omdat ik als freelance vertaler zo’n afgebakende, om niet  te zeggen beperkte rol in het boekenvak heb, gaf ik mezelf vorig jaar een schop onder mijn kont. Het was tijd de sector beter te leren kennen. Met steun van een ontwikkelbeurs van het Letterenfonds bezorgde ik mezelf een stage. Met als ambitieuze stageopdracht: ‘Breng een boek uit en verzorg het traject van begin tot eind. Veel succes!’

Met de acquisitie maakte ik het mezelf niet moeilijker dan nodig: de eerste auteur die ik aanzocht om een manuscript in te dienen was ikzelf – en toevallig had ik nog wel iets liggen. Als acquirerend redacteur heb ik fanatiek zitten strepen in het ingediende manuscript. Ik zag de kwaliteiten, maar vond dat er nog veel aan moest gebeuren voor ik het mijn stagegever kon voorleggen.

Dus dat werd mijn eerste klus: de boel publicabel krijgen. Na uitputtende discussies en redactierondes kwamen de redacteur en de auteur in mij tot een voorlopig boek: een bundel brieven en Boekblad-columns over de magie van de literatuur en het belang van vertalen. Geen boek met bestsellerpotentie, zoals bleek uit het persoonlijk door mij opgestelde uitgeefplan, maar à la. Ik besloot mezelf als stagiair maar niet voor commercieel succes verantwoordelijk te maken.

Laat ik niet uitweiden over de rotklusjes die ik óók heb moeten doen (koffie en broodjes halen voor de baas, wc’s schoonmaken, de telefoon opnemen). Het mag dan buffelen zijn, maar ik heb wel een heel leerzame tijd bij mijn doe-het-zelfuitgeverij. Van het benaderen van vormgevers en het instrueren van redacteurs tot het opvragen van offertes bij drukkerijen: ik krijg volop ruimte voor eigen inbreng.

Al redigerend, overleggend met externen en schrijvend aan flap- en promotieteksten krijg ik voeling voor hoeveel werk het kost voordat je een publicabel manuscript hebt en de echt-werkelijk-definitief-definitieve bestanden bij de drukker liggen. En dan ben je nóg maar halverwege.

Nu de drukker zijn werk doet (zouden mijn instructies duidelijk genoeg zijn geweest?!), kunnen de afdelingen promotie en verkoop een tandje bijzetten. Ik zal eens vragen hoe ik kan helpen. Misschien een stilist regelen voor de publiciteitsfoto’s? Of eerst nog een weekje wellnesscentrum boeken voor de auteur? Want zo afgedraaid als hij er nu bij zit, doet hij de promotie van zijn boekje misschien meer kwaad dan goed.


Zie dan, / Lees toch, de onverbiddelijke eigen beheer-bestseller van vertaler Ralph Aarnout verschijnt op 20 mei 2024 en is nu al (ook voor kwaliteitsboekhandelaars) te bestellen. Alle opbrengsten uit de verkoop gaan naar Pen Nederland.

Niet zo ongeduldig

Ik kan niet wachten tot ik Leeuwenhart, de nieuwe roman van de Oostenrijkse schrijfster Monika Helfer in handen heb. Ik vertaalde hem al een tijd geleden, uitgeverij Wereldbibliotheek hield hem achter de hand om een gunstig moment voor publicatie af te wachten. En dat breekt nu bijna aan.

In Leeuwenhart schetst Monika Helfer het leven van haar broer Richard, een kunstschilder die op zijn dertigste een einde aan zijn leven maakte. Een ontroerend, liefdevol portret is het. Helfer verheelt niet dat haar broer een mysterie voor haar was, dat ze hem nauwelijks kende. De grote vraag die zich na zijn dood opdringt: is ze tekortgeschoten in haar liefde?

Wat ik het knapst vind aan dit boek: dat het Helfer gelukt is die centrale vraag onbeantwoord te laten. Als lezer voel je dat het verhaal nooit uit zal zijn. Hoe lang ze ook zal piekeren en dromen, de twijfel zal Helfer nooit verlaten.

Monika Helfer is een dagje ouder. Ze was begin zeventig toen ze doorbrak met haar familieroman De bagage. Nu, bij verschijning van Leeuwenhart, is ze aardig op weg naar de tachtig. Ze heeft geleefd, geliefd, gerouwd en geschreven. Ze heeft de vorm gevonden om het verhaal van haar leven te vertellen, zonder grote woorden en zonder kunstgrepen.

Onmogelijk te zeggen hoe vaak ik Leeuwenhart inmiddels gelezen heb. Voordat ik het begon te vertalen drie keer integraal, denk ik, en tijdens het werk eindeloos opnieuw, in stukjes en beetjes. Hoe vaker de zinnen door mijn handen gingen, hoe beter ik ze ging vinden. De terloopse observaties, de vanzelfsprekende dialogen. Elk woord is raak. Alsof het boek zichzelf geschreven heeft.

Zelf schrijf ik ook wel eens iets. Soms ben ik tevreden over wat er op mijn scherm verschijnt, meestal is het geworstel met een verhaal dat zich niet wil laten vertellen. Niet in de vorm waarin ik het probeer in ieder geval. Nu Leeuwenhart bijna verschijnt, denk ik: ik moet ook niet zo ongeduldig zijn, ik moet gewoon doorleven en gewoon doorschrijven. De verhalen die ertoe doen, dienen zich vanzelf aan.


Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Het is zo stil

Welk boek ga ik vertalen als ik mijn lopende klus af heb? Ik weet het even niet. Misschien wel een tijdje géén boek. Het zijn wonderlijke tijden in de literaire vertaalbranche. De afgelopen jaren hoefde ik mijn hand maar op te steken, of ik had een klus. Er belden geregeld uitgevers, en vertalers mailden elkaar onderling aanbiedingen door. ‘Heb jij zin in dit boek? Ik heb geen tijd.’ Nu mailen we elkaar: ‘Heb jij nog iets aangeboden gekregen? Het is zo stil.’

Over de grotere uitgeefconcerns is genoeg in het nieuws geweest. Ontslagen hier, reorganisaties daar, fondsen die worden samengevoegd, uitgevers die ‘dan maar’ Engelse titels gaan publiceren of een romance-imprint beginnen. In 2023 zijn er meer boeken verkocht dan in het jaar daarvoor, liet de CPNB weten. Maar vooral Engelstalige titels doen het goed. Ik vertaal niet uit het Engels, ik ben niet de eerste om deze klap op te vangen, maar ik slikte toch toen ik het las.

De afgelopen jaren had ik wel eens bedenkingen bij hoeveel titels er verschenen. We zitten die boeken nou wel ijverig te vertalen, dacht ik, maar wie moeten ze allemaal gaan lezen? Dat een boek in eigen land een succes was, maakte het toch niet automatisch interessant voor een Nederlands publiek? En hoe konden uitgevers publiek vinden voor hun boeken als ze geen tijd hadden ze onder de aandacht te brengen? Maar nu ze de tering naar de nering beginnen te zetten, vraag ik me wel af: wat gaat dit voor ons vertalers betekenen?

Op de Literaire vertaaldagen, in eerdere jaren altijd een vrolijke opmaat tot de kerstvakantie, hing afgelopen december een bedrukte sfeer. Het verhaal van key note-spreker Yra van Dijk over de gierende ontlezing en de angstwekkende desinteresse voor literatuur in het onderwijs was al weinig opbeurend. Maar op de borrel na afloop werd ik ook na twee biertjes niet veel vrolijker. Er liepen ook door AI brodeloos geraakte vertalers uit de zakelijke vertaalbranche op de borrel rond, hoorde ik fluisteren. Terwijl er voor ‘onszelf’ al niet eens genoeg werk was. Waar moest dit eindigen?

De afgelopen anderhalf jaar heb ik Nederlandse uitgevers warm proberen te krijgen voor het werk van een door mij bewonderd auteur, een bedachtzaam formulerende, peinzende Duitser. De concern-uitgevers wezen hem een voor een af (‘ja, heel goed, maar commercieel niet interessant’). Deze week kreeg ik een mailtje van een onafhankelijke uitgeverij die serieuze belangstelling had. Was dit het bericht waar ik al die tijd naar had uitgekeken? Een uitgeefbeslissing zal nog even op zich laten wachten, maar ik vestig alvast mijn hoop op de onafhankelijke uitgevers. En ik zal nog  eens wat collega’s mailen: ‘Zeg, heb jij de laatste tijd nog wat aangeboden gekregen?’


Geschreven voor Boekblad.nl, afbeelding afkomstig van PxFuel. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Brief 6: “Van welke politicus moet ik de bemoediging dán verwachten?”

In mijn zesde en (voorlopig) laatste brief aan de burgemeester van Rotterdam maak ik de balans op van mijn brievenproject en herhaal een vraag die me maar blijft bezighouden:

“Is het verwend en decadent om je tijd en je energie te steken in het vertalen van boeken waar misschien maar een handjevol mensen naar om zal kijken, als je ook kinderen zou kunnen leren lezen – als je lezen dan zo belangrijk vindt? Of als je ook de barricaden op kunt gaan voor het klimaat, de Gazanen en de Oekraïners, en tegen de macht van big tech? Of is het cynisch om níet te zoeken naar mogelijkheden om boeken vertaald te krijgen die volgens jou vertaald móeten worden?”

Lees hier mijn zesde brief aan Aboutaleb (leestijd circa 10 minuten).

Wil je een seintje krijgen als er een nieuwe blogpost verschijnt, schrijf je dan in voor mijn nieuwsbrief.

Vakantiegeld van Lira

Afgelopen maand werd er een opmerkelijk bedrag op mijn rekening bijgeschreven. Ik had het waarschuwende sms’je dat mijn bank me erover stuurde nog niet gelezen, of ik opende met grote ogen en wild kloppend hart mijn bank-app, waar ik ontdekte dat mijn plotse  rijkdom afkomstig was van de Lira. Hm, de Lira, dat was toch die club die zo nu en dan tientjes overmaakte als vergoeding voor de uitleningen van vertaalde boeken, plus soms nog wat dubbeltjes en kwartjes voor, eh – ja waarvoor eigenlijk? Ik had me er nooit serieus in verdiept. En nu kon ik zomaar een vakantie boeken. Of zou ik het geld maar apart zetten, omdat ik het straks toch allemaal moest terugbetalen?

Nee, niks hoor. Op de Lira-site vond ik een specificatie. Mijn literaire vertalingen waren niet noemenswaardig vaker uitgeleend dan in eerdere jaren, maar er stond één uitleentopper tussen: Weg naar nergens van Nele Neuhaus, dat ik anderhalf jaar geleden met een collega had vertaald, dat nergens was besproken, niet te vinden was geweest in boekhandels, nauwelijks aandacht had gekregen op online lezersplatforms en dat ik uit zelfbescherming maar weer was vergeten. Ach, sommige boeken landen gewoon niet. Volgende keer beter, had ik gedacht.

Nele Neuhaus mag in Duitsland een bestsellerauteur van de buitencategorie zijn, in Nederland komt ze met haar misdaadromans niet vaak uit de schaduw van de Engelstalige, Scandinavische en Nederlandse verkoopkanonnen. En dan had ze met Weg naar nergens ook nog een afslag in haar oeuvre genomen: het was geen misdaadverhaal, zoals ze normaal gesproken schreef, geen romantisch wegdroomboek, geen roadnovel, geen coming of age-roman, maar dat allemaal tegelijk. Ik kon me de vertwijfeling van de boekhandelaars en de besprekers wel voorstellen: in welk genre, welke niche moesten ze Weg naar nergens plaatsen?

Het was een wonderlijke vertaalklus geweest, niet het literaire meesterwerk waar een ambitieus vertaler van droomt. Er stonden flink wat afgezaagde formuleringen in, meer clichés en rolbevestigende stereotypen dan goed was voor een mens en net wat te veel onwaarschijnlijke plottwists om nog geloofwaardig te zijn. En toch. Toch had ik zitten smullen bij mijn werk. Om de vlotte afwisseling van stadse scènes en natuurtaferelen, de dromerige sfeer en de vaardigheid waarmee Neuhaus de levensvragen waar iedereen mee worstelt in een spannend verhaal had weten te verpakken. Wat ging er nu weer allemaal gebeuren? Elke ochtend als ik achter mijn computer kroop, was ik weer benieuwd.

Deze week verscheen het vervolg op Weg naar nergens. Tijden van storm heet het – ik vertaalde ook weer mijn deel. Tijden van storm komt net te laat voor de goedheiligman, maar mooi op tijd voor de kerstinkopen. En de titel vat de toestand in de wereld goed samen, zullen we maar zeggen. Gaan de boekhandelaars er dit keer een passende plek voor vinden? Gaat dit deel wél aandacht krijgen op de socials en de lezersplatforms? Als de lezers het even gretig lezen als ik het vertaalde, gaan ze het verslinden. En dan gaat er zich vast ook weer een leesvuur verspreiden via de bibliotheken. Ik ben nu al benieuwd naar mijn Lira-specificatie van 2024.


Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Tussen twee klussen

Sorry mensen, ik kon het niet laten. Ik kon het niet aanzien hoe slordig de Pfeijffers, de Bronwassers en de Van Dissen opgestapeld lagen. En bij de vertaalde fictie had een storm gewoed, leek het wel. Ik zit tussen twee klussen, ik had de tijd aan mezelf, dus ik fatsoeneerde de tafels in mijn lievelingboekhandel maar even. En de poëziekast, want ik geloof niet dat daar vaak mensen naar omkijken.

Misschien heb ik te weinig omhanden op het moment, maar misschien moet ik er toch eens iets mee, die terugkerende droom waarin ik in een boekhandel werk. Mijn literaire dweepzucht, mijn boekenfestisj en mijn opruimneigingen: waar zouden ze beter van pas komen? En waar zou ik mijn vertalerseenzaamheid beter kunnen doorbreken? Al kopen ze wat er bovenaan staat in de bestseller 60, boekenkopers zijn de leukste mensen die er zijn.

Ik heb hard gewerkt om een plekje in de vertalerij te veroveren. Maar nu ik een jaar of wat van de ene klus naar de volgende hol, denk ik wel eens: is het niet al te eenzaam? Het kauwen op redeneringen, het slijpen aan zinnen, het zoeken naar woorden, het wikken en wegen van punten en komma’s: achter elke keuze gaan nieuwe werelden schuil. Fascinerend. Fantastisch. Maar als ik in gedachten een paar stappen achteruit doe, en mezelf zie zitten achter mijn computer: dan lijkt het toch wat eenzijdig werk.

Moet ik redacteur worden, misschien? Ik vind het vaak knap lastig om een tekst uit handen te geven. Uitgevers zitten niet op adviezen over flaptekst, vormgeving en publiciteit te wachten, dat is hún werk, ik weet het. Ik hou me in. Vertalen past bij me, maar soms lijkt mijn takenpakket de jas waar mijn oudste dochter op het moment in loopt. Het ding is van vorig jaar en ze is nu tien en al bijna volwassen, de mouwen komen tot halverwege haar polsen. We zullen al tijden naar de winkel, maar het komt er steeds niet van.

Dit weekend gaan we een nieuwe jas kopen. Echt. Mijn dochter roept er ook hard genoeg om. Of ik die andere koe ook gauw bij de hoorns ga vatten en op korte termijn sollicitatiebrieven ga versturen, weet ik nog niet. De komende weken vermaak ik me wel, ik heb nog wat ongelezen boeken liggen.

Begin december krijg ik de pdf van mijn nieuwe klus en de maanden daarna hoef ik over weinig anders meer na te denken dan over de volgende zin, en de volgende zin – enzovoort. Ik verheug me er alweer op, het is heerlijk werk natuurlijk. Laat ik nu vooral uitrusten, dan droom ik over een paar maanden wel weer verder.


Geschreven voor Boekblad.nl. Foto door Natalia Romaye (CC BY-NC-ND 2.0). Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Zoveel inlevingsvermogen

Aan het eind van het jaar raak ik soms verstrikt in goede voornemens. Minder snoepen, meer sporten: de bekende oliebollenwroeging. De echte goede plannen komen in de zomervakantie, ook dit jaar weer. Klaplopend op het strand van Terschelling nam ik het me voor: ik ging minder tijd laten verdampen en eindelijk werk maken van de droom die ik nu al jaren voor me uit schoof.

Zo komt het dat ik de afgelopen weken flink wat in koffiezaakjes en op parkbankjes heb zitten werken, in de buurt van de sport- en hobbyclubs van mijn dochters. De wachttijd tussen het halen en brengen van de dames beliep soms een uur of zes per week, had ik becijferd. Haast een werkdag. Als ik die tijd nuttig besteedde kon ik, over een heel jaar genomen… Enzovoort.

Waar je achter komt als je buiten de deur zit te tikken, is hoe overzichtelijk vertaalwerk eigenlijk is. Wat nou papieren woordenboeken en naslagwerken? Wat nou ergonomische werkplek? Als je zo nu en dan van houding wisselt, kun je overal aan de slag. Op parkbankjes en in sportkantines desnoods, meer dan een laptop en een internetverbinding heb je niet nodig.

Maar wat je ook ontdekt, is hoe complex vertaalwerk eigenlijk is. Wat voor idiote gezichten je trekt als dat ene woord waarvan je wéét dat het bestaat zich niet aandient. In wat voor gefrons je verzinkt. Hoe je zit te mompelen. Hoe je empathisch meebeweegt met je personages en hoe je wapperend en gebarend melodie en ritme van je zinnen dirigeert. Ta-dam, ta-dam! Vier let-ter-gre-pen! Ja, ja en dan eindigen met een KNAL!

Au, shit. Zo sla je je een glas water van tafel. En zo zit je je te schamen voor je wereldvreemde gemompel en voor de gekke bekken die je hebt zitten trekken. Grote ogen bij je terrasgenoten als je weer uit je wolk van concentratie neerdaalt. ‘Is alles goed met u, meneer? Zal ik een nieuwe spa rood brengen?’

Laatst las ik een wat wonderlijk Boekblad-stukje over de verwachtingen die sommige uitgevers koesteren over ‘vertaalcomputers’. Over boeken die in een half uur vertaald zouden zijn, in plaats van in ettelijke weken ­– en dan nog beter ook. Ik zat er vrolijk bij te grinniken, maar de angst sloeg me ook om het hart. Echt? Waren er uitgevers die zo oppervlakkig dachten? En die zo slecht lazen? En die zo’n verachting hadden voor lezers?

Ja, vast en zeker valt er winst te boeken met computer-gegenereerde vertalingen. Ik heb ook niet onder een steen gelegen en ik vind de mogelijkheden van AI óók fascinerend. En ja, ChatGPT is een blijvertje. Dus laten we proberen er ons voordeel ermee te doen.

Maar mijn terras-, park- en sportkantine-ervaringen van de afgelopen weken hebben me ook weer met nieuwe ogen naar mijn werk laten kijken. Hoe ik prevelend en dirigerend in andere werelden beland bij mijn werk. Op mijn eenzame  vertaaltroon thuis had ik het niet meer zo in de gaten, maar zoveel inlevingsvermogen komt er kennelijk bij vertaalwerk kijken.

Uitgevers, lezen jullie mee? Misschien een goeie vraag om te stellen, de volgende keer dat jullie een vertaalklus uitbesteden: of de vertaler in kwestie wel eens goeie voornemens heeft. Ik hou de mijne een week of vijf vol inmiddels. Ik ben trots. Maar mocht je me binnenkort toch zonder laptop in een sportkantine zien zitten, dan zal ik óók trots zijn. Trots dat ik geen vertaalcomputer ben.


Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.