De vertaler en de steen der wijzen

Deze zomervakantie strandde mijn oudste dochter in Harry Potter. De eerste vier delen waren razend spannend, maar in deel vijf stonden haar te veel moeilijke woorden. Ze snapte niet meer wat ze las, besloot ze. Met een spijtige blik zette ze het boek terug in de kast. De frustratie. Zo’n fantastische serie – en dat je het hem dan niet kunt uitlezen!

Haar jongere zusje is inmiddels aan het laatste deel begonnen. ‘Maar welke woorden begrijp je dan niet?’ vroeg die verwonderd. ‘Het zijn toch spannende verhalen?’ Toen ze zich samen over een lastige bladzijde uit deel vijf bogen, bleek dat de jongste die moeilijke woorden óók niet kende, maar er vrolijk overheen had gelezen. Ze had er haar eigen betekenis aan gegeven.

Vertalen is een gevecht met die beide leeshoudingen. Soms, best vaak eigenlijk, vind ik mijn werk onmogelijk. Als ik me weer eens in een nieuw onderwerp, een nieuwe stijl en een nieuwe wereld aan het inwerken ben, denk ik: ik ben hier niet belezen genoeg voor, ik heb de levenservaring niet, ik kán dit niet. Maar als ik een tijdje aan het werk ben en een paar mysteries heb ontrafeld, zie ik de zaak weer van de positieve kant. ‘Ralph jongen,’ spreek ik mezelf dan toe, ‘als het allemaal zo gemakkelijk was, was het een avontuur van niks. Hup, tikken met die geit!’

Soms is vertalen een eenzame bezigheid, soms voel je je een halve projectmanager. Mijn laatste klus was een dik boek vol specialistische terminologie, waarvoor mijn co-vertaler en ik de hulp inriepen van een klein legertje meelezers: collega-vertalers, familie, vrienden, kennissen en volslagen onbekenden (‘Ja, als ik het mailadres van die buurvrouw van je zus kan krijgen, heel graag.’) De auteur beantwoordde onze vragen uitvoerig en we kregen feedback vanuit de uitgeverij en van een kundige persklaarmaker en een corrector. Uit alle hoeken kwamen nuttige inzichten en iedereen had zijn eigen kwaliteiten – en blinde vlekken.

Vooral die blinde vlekken geven me hoop. Dat ook eindeloos ervaren collega’s dingen niet weten en dat ook acribische persklaarmakers zaken over het hoofd zien, vat ik graag op als een aansporing om door te gaan met vertalen. Niemand weet alles, niemand overziet een boek in zijn geheel, iedereen leest op zijn eigen manier. Iedereen legt zijn eigen accenten, iedereen leest zijn eigen boek.

De zomervakantie zit erop. De kinderen zitten weer in de schoolbankjes, het is weer stil in huis. Ik ben begonnen met een nieuw boek. Ik ga weer wanhopen zoals mijn oudste dochter bij woorden die ik niet ken en bij de zinnen waar ik geen equivalent voor kan verzinnen. ‘Vertalen is onmogelijk!’ Ik ga me weer zitten verbijten achter mijn computer. Maar ik ga me ook laten meeslepen, zoals mijn jongste dochter zich door J.K. Rowling laat meeslepen. Wat is er heerlijker dan dat? Hoera, de zomervakantie is voorbij, ik kan weer aan het werk. Ik ga weer op zoek naar de steen der wijzen.


Geschreven voor Boekblad.nl, foto afkomstig van Wikipedia. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Rode ogen, zere polsen

Heeft er iemand een glaasje water? Een krukje om even op te zitten? Ik heb net een vertaling af, ik ben wat duizelig. Vier maanden ben ik van de wereld geweest, heb ik rondgezwommen in verhalen over de Republiek van Weimar. Mooie, meeslepende verhalen, over… over…

Nee, een glaasje sinaasappelsap is misschien beter. Als ik mijn suikerspiegel een eindje opkrik, kom ik wel weer bij mijn positieven.

In februari sprongen mijn co-vertaler en ik erin, de vertaling van een schitterend boek over wat wij in Nederland het interbellum noemen – en dat dan in Duitsland. Een schitterend boek, maar niet makkelijk. De eerste baantjes zwommen we nog rustig. Een nieuwe klus is aftasten, uitproberen. Waar zaten de eigenaardigheden van de stijl? Hoe gingen we de taken verdelen? Wanneer wilden we de eerste hoofdstukken af hebben? Zat onze badmuts goed? Liep er geen water in onze zwembril?

Al snel kwamen we erachter dat we écht voor een behoorlijk pittige klus hadden getekend en dat er een tandje bij moest als we de planning wilden halen. Er gingen wat afspraken uit mijn agenda. En nog een paar afspraken. Het voorlezen op de school van mijn dochters. De uurtjes in de buurtmoestuin. Kroegavondjes met vrienden. ‘Sorry mannen, vertalen is topsport.’

Half juni is het inmiddels, ruim vier maanden heb ik weinig anders gedaan dan vertalen. Weekends, vakanties, avonden – nu eens met rugpijn, dan weer met rode ogen of zere polsen. Had ik al gezegd dat het een pittige kluif was? En 550 pagina’s, 135.000 woorden? Eindeloze stromen e-mail gingen er heen weer, eindeloze reeksen commentaren in gedeelde documenten. Nog een baantje. Nog een baantje. Even aantikken en weer door.

Niet om zielig te doen hoor, want het is ook gewoon lekker om in een klus op te gaan. Een veel duidelijker doel kun je niet hebben in je leven. En we kregen de slag heel aardig te pakken met zijn tweeën. Volgens mij hebben we puik werk afgeleverd.

Ik schrik er alleen een beetje van hoe ver ik van de wereld ben geweest al die maanden. Verdraaid, ja, we hebben onze deadline gehaald. En nu? In de echte wereld liggen vast een paar klusjes op me te wachten. Zou de buurtmoestuin erg verwilderd zijn? En zouden mijn vrienden me nog herkennen?


Geschreven voor Boekblad.nl, foto afkomstig van PxFuel. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Een inbox vol e-boeken

Laat ik meteen toegeven: ik ben zelf ook niet vrij van zonden. Ik heb een harde schijf vol ‘gevonden’ muziek. Van lang geleden, uit de tijd vóór Spotify. Als ik iets voorbij hoorde komen op de radio of iets las over een interessant album, wist ik dat vaak wel op te snorren op een peer-to-peer site of in een nieuwsgroep. Ja, ook ik ben een dief. Alhoewel: van de albums die ik na honderd speelbeurten nog steeds mooi vond, heb ik er later heel wat nog op cd gekocht. En ik heb veel geld uitgegeven aan concertkaartjes en merchandise van artiesten die ik aanvankelijk had bestolen.

Maar nu. Laatst heb ik even een indringend gesprek gehad met mijn moeder. Ze kon niet meer bij haar mail en vroeg of ik even wilde meekijken. Haar probleem was met een paar muisklikken opgelost en ze stelde vast dat er geen mails verloren waren gegaan. Wat natuurlijk heel fijn was. Maar toen we samen door haar mailbox klikten, sloeg de schrik me om het hart. Alleen bij de subjectregels al. ‘Epubs Houellebecq’. ‘Alles van Sally Rooney.’ ‘Leesgroep volgende maand: Alexandra, Lisa Weeda’.

Ja, het was ‘een soort van gestolen waar’, dat wist mijn moeder ook wel. Alhoewel: je kon boeken toch ook gratis in de bibliotheek lenen? Of ze lezen in de bibliotheek-app? Nee, nee, helemaal in de haak was het niet. Maar zó gebruiksvriendelijk was die bibliotheek-app nou ook weer niet. En die e-books kwamen zomaar aanwaaien in de mail. Ze vroeg er niet eens om, bezwoer ze. En hoe de vriendinnen uit haar leesgroep (70+, afgeloste hypotheek, caravan, vrijwilligerswerk) eraan kwamen, wist ze niet. Alleen van Marja wist ze dat die een ‘handige zoon’ had.

Mijn eigen lieve moedertje is het probleem natuurlijk niet. Als de gemiddelde Nederlander evenveel uitgeeft aan boeken als zij, hebben binnenkort alle boekverkopers een tweede huis in Frankrijk, rijden alle uitgevers in een elektrische Hummer, laten alle schrijvers hun gedroomde dakopbouw plaatsen – en kunnen de vertalers van Nederland  hun energierekening direct weer betalen. Echt, ik heb een topmoeder. Maar dat haar mailbox volstaat met spullen die ‘van de vrachtwagen zijn gevallen’ vind ik wel wat ingewikkeld.

Is het tijd voor een Spotify voor boeken? Als lezer zeg ik: ja, alsjeblieft. Maar dan dus wel echt een Spotify, waar ik met één muisklik alles vind – niet alleen Nederlandstalig werk, van een paar enthousiaste uitgevers. Als vertaler zeg ik: als jullie het maar laten, beste uitgevers! Musici kunnen hun concertkaartjes, hun T-shirts en hun limited edition LP’s een tientje duurder maken. Maar welke andere inkomstenbron moet ík aanboren? T-shirts met mijn naam erop? Mijn moeder zou er misschien wel een kopen. Maar ik zie de dames uit haar leesgroep er nog niet in lopen.


Geschreven voor Boekblad.nl, foto afkomstig van PxFuel. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

De Tommy Wieringa in mij

Ik baal ervan dat ik zo vaak aan Tommy Wieringa denk. Niet uit aanbidding of afkeer van zijn werk, want dat ken ik niet goed, maar om een anekdote die ik eens over hem las. In Boekblad misschien wel. Namelijk, dat hij als beginnend auteur in zoveel mogelijk boekhandels was gaan vragen of ze ‘dat goed besproken boek met die sinaasappel op het omslag – JOE! SPEEDBOOT! van TOMMY! WIERINGA! – op voorraad’ hadden. Dat hij vrienden en familie had aangespoord om hetzelfde te doen en dat zo het balletje van zijn eerste bestsellersucces was gaan rollen.

Tijdens een boodschappenrondje in het centrum van mijn stad schoot ik afgelopen weekend even mijn favoriete boekhandel binnen. Ik had in de krant gelezen over een jonge, veelbelovende schrijfster die we in het nieuwe jaar in de gaten moesten houden en wilde haar boek in huis halen. Niet dat het plankje ongelezen titels in mijn kast leeg begon te raken of dat er niet nog een paar meesterwerken om herlezing smeekten, maar toch.

Toen mijn zoektocht door de winkel niet direct resultaat opleverde en er toevallig een boekverkoper langsliep die niets dringends om handen leek te hebben, schoot ik die meteen maar aan. Dat nieuwe boek van die veelbelovende schrijfster uit die kwaliteitskrant, had hij dat op voorraad?

De verkoper knikte begripvol, ging me voor naar de kast waarin ik eerder zelf ook in had staan turen en trok het boek zó tevoorschijn. Mijn excuses dat ik met mijn neus had staan kijken, wuifde hij professioneel weg. ‘Nee, het is fijn dat u er even naar vroeg, want het is het laatste exemplaar. Ik ga het meteen bijbestellen. Er zullen meer mensen naar vragen de komende dagen.’ En ernstig: ‘Ze is hét literaire talent van het jaar, nietwaar?’

Toen ik met het boek de winkel uit liep, moest ik weer eens aan Tommy Wieringa denken. En aan een boek dat ik een tijdje geleden had vertaald en waar ook nog maar één exemplaar van in de kast had gestaan. Want dat had ik in het voorbijgaan maar al te goed gezien. Waarom had ik de boekverkoper daar niet nog even op gewezen? Dat dat boek óók lyrische recensies had gekregen en pas nog, in diezelfde kwaliteitskrant waar ik me nu door liet leiden, als een ‘literair juweel’ was bestempeld?

Waarom ging dat nou altijd zo met mij? Waarom zag ik de boeken die ik vertaalde zo vaak wegkwijnen in de boekhandel en waarom vestigde ik de aandacht er niet even op? Mijn vertalingen moesten toch ook stuk voor stuk onverbiddelijke bestsellers worden? Was het charmante vertalersschuchterheid? Of was het een gebrek aan professionaliteit dat ik altijd even keek hoe ‘mijn’ boeken erbij lagen – en vervolgens stilletjes uit de boekhandel verdween? Waar was de Tommy Wieringa in mij?


Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.

Het leed dat oorlog brengt

Hij groeit op in armoede, als onwettig kind van een dienstmeid. De slimste jongen uit de streek is hij, een veelbelovende knaap. Maar kort voor hij eindexamen zal doen, wordt hij onder de wapens geroepen en voor Hitler naar het oostfront gestuurd. Hij keert terug met een houten been en een trauma en zal de rest van zijn leven zwijgen over zijn ervaringen aan het front. Hij trekt zich terug tussen zijn boeken.

In Waar vader was schetst Monika Helfer (1947) een portret van haar vader, een zachtmoedige, maar onbereikbare man. Na de oorlog, kort voor haar geboorte, is hij beheerder is geworden van een herstellingsoord voor oorlogsslachtoffers. Hij doet zijn best als kostwinner, echtgenoot en vader, maar zijn trauma laat zich niet verdringen. Zijn gezin spat uiteen en aan de droomjeugd van de kleine Monika en haar zusjes komt een bruut einde.

Tientallen boeken, toneelstukken en hoorspelen schreef Monika Helfer voor ze zich aan haar eigen familiegeschiedenis zou wagen. Misschien moest ze moed verzamelen, misschien moest ze de toon nog vinden om haar verhaal recht te doen.

Thuis in Oostenrijk werd Helfer haar hele carrière al gewaardeerd, maar echt doorbreken deed ze pas toen ze de zeventig gepasseerd was. Toen in 2020 haar eerste familieboek goed begon te lopen, kocht Nieuw Amsterdam de vertaalrechten. Ik was de gelukkige vertaler die met De bagage aan de slag mocht – en die nog gelukkiger werd toen alle lovende recensies verschenen en het boek een derde druk haalde.

Deze week verscheen Waar vader was, waarin Helfer voortschrijft aan het verhaal uit De bagage. In Duitsland en Oostenrijk was het een groot succes, zowel in de pers als bij de jury’s en in de boekhandels. Maar wat dat zegt over de kansen in Nederland? Hoeveel buitenlandse succesboeken zijn er hier al niet geflopt? Hoeveel “tweede boeken” vallen er niet tussen de bureaus op de krantenredacties? Het boekenaanbod is zo overweldigend, het koor van nieuwe, veelbelovende stemmen is zo groot.

Het was een eer om na De bagage ook Waar vader was te mogen vertalen, dit boek waar Monika Helfer haar hele leven naartoe moet hebben geschreven. Of het een bestseller wordt, kan me niet veel schelen. Als het maar niet onopgemerkt blijft. Geeft u het alstublieft een mooie plek in uw winkel, beste boekhandelaar. Als eerbetoon aan het schrijverschap van Monika Helfer en als herinnering aan de wereld: zo groot is het leed dat oorlog brengt.


Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op Twitter of LinkedIn.

De uitgevers belden niet

Christianne Stotijn, foto: christiannestotijn.com

Lang, lang geleden vertaalde ik voor de opera in Brussel het libretto van de Gurrelieder, een opera van Arnold Schönberg. Ik kon de opvoering niet bijwonen, maar kreeg een liefdevol uitgegeven, drietalig libretto thuisgestuurd. Ik gaf het een ereplaats in mijn boekenkast en vermeldde de klus prominent op mijn website. Ik was beginnend vertaler en apetrots op mijn werk.

Vijf jaar later kreeg ik een mail. Een gelegenheidsensemble ging delen van de Gurrelieder ten gehore brengen en wilde een programmaboekje maken. Er was helaas geen geld, maar mocht ik genegen zijn om delen uit mijn vertaling… U begrijpt het al. Het was in de kille Halbe Zijlstra-jaren. De cultuursector was hard geraakt en ik had al eens goed betaald gekregen voor mijn werk, dus ik mailde terug: als ik twee vrijkaartjes kreeg, mochten ze mijn vertaling gebruiken.

Ik denk nog vaak terug aan dit concert, waar helemaal geen kaartjes voor bleken te bestaan. Enigszins verbouwereerd was ik wel, toen ik in de gaten kreeg dat het publiek zó naar binnen kon lopen. Maar dat was vergeven en vergeten zodra het zaallicht uitging. Reinbert de Leeuw stond op de bok en Christianne Stotijn zong de sterren van de hemel. Ademloos genietend zat ik in het publiek. En trots, opnieuw. Er hadden zich vast niet veel mensen in mijn vertaling verdiept, maar toch: aan deze indrukwekkende gebeurtenis, dit culturele hoogtepunt, had ík een steentje bijgedragen.

Misschien hadden de uitgevers geen zin in een Pools-Duitse auteur met een snor?

Afgelopen jaar stelde het Nederlands Letterenfonds een regeling open om vertalers aan het werk te houden tijdens de coronacrisis. Wie een onontdekt meesterwerk kende dat een Nederlands publiek verdiende, kon subsidie krijgen om een fragmentvertaling te maken en die aan uitgevers voor te leggen. Zodra ik van de regeling hoorde, diende ik een voorstel in. Mijn onontdekte parel: Der traurige Gast van Matthias Nawrat, een roman over emigratie, de grote stad en het nieuwe Europa. Toen ik hem voor het eerst las, zat ik al te fantaseren: als ik dít nou eens kon gaan vertalen…

Ik kreeg de subsidie toegekend (taart in huize Aarnout), maakte een proefvertaling, schreef er een bevlogen leesrapport bij en begon uitgevers te mailen, in de stellige overtuiging dat ze me gauw zouden bellen. Maar nee, de uitgevers belden niet. Misschien waren ze al platgemaild met fragmentvertalingen? Misschien hadden ze geen zin in een Pools-Duitse auteur met een snor? Of misschien… Nee, aan mijn fragmentvertaling kon het natuurlijk niet liggen.

Vorige week heb ik mijn vertaling en mijn leesrapport maar op mijn website gezet, met wat citaten uit de lovende Duitse recensies erbij. Terwijl ik zat te tikken en te klikken, dacht ik terug aan dat concert met Reinbert de Leeuw en Christianne Stotijn. Aan die vrijkaartjes voor dat gratis concert, die misschien wel de mooiste beloning uit mijn vertaalcarrière waren. Wie weet, dacht ik, wat voor verrassend mailtje ik in 2030 krijg over Der traurige Gast. Aan het boek zal het niet liggen, dat is tegen die tijd ook nog wel een klassieker.


Geschreven voor Boekblad.nl. Benieuwd naar Der traurige Gast van Matthias Nawrat? Lees nu mijn proefvertaling en leesrapport. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op Twitter of LinkedIn.

Mijn goede voornemen: onderhandelen

Op een woensdagmiddag dat ik het goed met mezelf voorhad, deed ik het gewoon. In een impuls. Ik had er eigenlijk het geld niet voor, maar de zon scheen, het belletje van de winkel tingelde vrolijk en ik zag meteen bij binnenkomst al allemaal belangrijke en begerenswaardige boeken staan.

Uit concurrentieoverwegingen ga ik niet zeggen hoeveel ik heb uitgegeven. Gewoon: het complete bedrag aan thuiskopiegelden, reprorechtvergoedingen en leenrechtgelden dat de Stiching Lira mij eerder die week had overgemaakt. Of nou ja, een of twee tientjes meer misschien.

Een ander krijgt rond deze tijd een kerstpakket van zijn baas, dacht ik toen ik met mijn stapeltje boeken naar buiten stapte. Ik had het afgelopen jaar minder verdiend dan het minimumloon, maar als zzp’er moest je jezelf af en toe verwennen. Toch? En was een investering in de boekhandel niet ook een soort pensioenpremie als je in het boekenvak werkte?

Ik probeer mezelf hier geen schouderklopjes te geven hoor, ik ken genoeg collega’s die veel verder gaan in hun toewijding aan de goede zaak dan ik. Die veel meer van hun tijd, hun gezondheid en hun geld in hun werk steken. Ik bewonder hun inzet en ben er op een rare manier zelfs jaloers op. Maar ik zie het ook hoofdschuddend aan.

De onbaatzuchtigheid van veel vertalers is mooi en nobel. Maar hoe houdbaar is een systeem dat zichzelf met broekzak-vestzakfinanciering en zelfopoffering in de lucht houdt? Een kerstgratificatie uit eigen zak is tot daar aan toe. Maar nooit vakantie? Structureel overwerken achter een bureau dat een arboarts direct zou afkeuren? Jaar in jaar uit werken tegen hetzelfde tarief? Zonder meerprijs een vertaling omgooien, als je uitgever ontdekt dat hij je de verkeerde versie van een manuscript heeft toegestuurd?

Niet lang nadat ik was thuisgekomen met mijn zelfgekochte kerstpakket, bereikte mij het bericht dat de Auteursbond en de verzamelde literaire uitgevers een nieuw minimumtarief voor vertalingen waren overeengekomen. Per 1 januari 2022 krijg ik, uitgaande van een modelcontract, niet langer 6,8 maar 7,0 cent per woord. Bij een kloeke roman, zeg: drie à vier maanden fulltime werk, levert me dat zomaar honderdvijftig euro extra op. Hatsiekiedee!

Nee, laat ik niet cynisch doen. Ik was blij met het nieuws en ik ben de onderhandelaars van de Auteursbond dankbaar voor hun werk. Die opslag van 0,2 cent is ook niet de enige verbetering in het modelcontract. En toch zonk de moed me in de schoenen. Dat was dus het wenkend perspectief voor het komende jaar, bij oplopende inflatie en alle verhalen over overwerkte collega’s: er niet al te veel op achteruit gaan.

Vertalen is het heerlijkste beroep dat er is en ik wil niet te vaak piepen over de ondermaatse betaling, want daar word ik maar chagrijnig van. Ik red me wel. Mijn vrouw heeft een vaste baan en we wonen toevallig voordelig. Maar voor de vertaalbranche en de rest van het boekenvak is die zelfopoffering op den duur niet houdbaar.

Mijn goede voornemen voor 2022 is daarom: onderhandelen. Niet meer zomaar tevreden zijn als me een modelcontract wordt aangeboden, maar bij elke gelegenheid duidelijk maken dat de schoorsteen óók van het modelcontract niet kan roken. Ik hoop dat mijn collega-vertalers dat ook (blijven) doen en dat de uitgevers zullen inzien dat we niet alleen voor onszelf meer vragen, altijd weer meer, maar ook voor elkaar en voor de toekomst van het boekenvak. Want daar doen we het immers allemaal voor.


Geschreven voor Boekblad.nl, foto afkomstig van pxfuel.com. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op Twitter of LinkedIn.

De rede is geduldig

Vertalen is het heerlijkste wat er is, maar het is jammer dat je er zoveel leeswerk aan hebt. Ja, serieus! Na amper een dag werken dansen de letters en de ideeën me vaak voor ogen en gaat het besturingssysteem in mijn bovenkamer in de sluimerstand. Van lezen komt in de avonduren bar weinig meer terecht.

Ondanks mijn chronische leestijdgebrek blijf ik wel boeken kopen. Omdat boeken uiteindelijk… Omdat je zonder boeken… Ik bedoel: de boekhandels en de uitgeverijen…  Ik bedoel: wat kan een mens beter doen dan lezen? En we moeten toch optimistisch blijven?

Mijn laatste aankoop is de nieuwe vertaling van Stefan Zweigs Erasmus-biografie. Een van Zweigs mooiste boeken is na zestig jaar eindelijk weer in het Nederlands beschikbaar, in wat mij een mooie, toegankelijke vertaling lijkt. De maker, Bart van Kreel, publiceerde zijn werk eerder in eigen beheer, maar vond medestanders bij de Zweig-fans van uitgeverij IJzer.

Triomf en tragiek van Erasmus van Rotterdam heet het boek. Ik noemde het zonet een biografie, maar eigenlijk mag het niet zo heten. Zweig laat weliswaar Erasmus’ hele leven de revue passeren, maar stiekem grijpt hij diens levensverhaal vooral aan om een pleidooi te houden voor het humanisme en voor een supranationaal Europees cultuurbegrip. Wat de goede verstaander begreep als een pleidooi tegen onverdraagzaamheid, tegen het nationaalsocialisme.

Hitler was nog niet eens aan de macht toen Zweig aan zijn Erasmus-boek begon. Voor wie niet wegkeek, tekende zich toen, begin jaren dertig, de grote Europese catastrofe al af. Zweig voelde het haarscherp aan: zoals Erasmus’ redelijkheid het had afgelegd tegen het orthodoxe geloof, zou zijn eigen redelijkheid het afleggen tegen de blinde haat van het nationaalsocialisme.

En toch is zijn Erasmus-‘biografie’ een optimistisch boek. Dat vind ik steeds weer het fascinerende bij Zweig: hij doorziet de ellende en de verdorvenheid, hij sluit zijn ogen nergens voor, maar hij blijft kalm en optimistisch. Hij blijft geloven in het geschreven woord.

Soms stemt het mij droevig dat ik zo weinig aan lezen toekom. Vaak lopen de rillingen over mijn rug als ik de krant lees. Om over de rellende meutes op de Coolsingel  – voor de deur van een van de mooiste boekwinkels van het land  nota bene – nog maar te zwijgen.

Het leven is een tranendal en de wereld een troosteloos oord. Maar zolang Zweig in vertaling blijft verschijnen, is er hoop, denk ik. Met dank aan Bart van Kreel en uitgeverij IJzer dus. Uit Triomf en tragiek van Erasmus van Rotterdam: ‘De rede, altijd stil en geduldig, kan wachten en volharden. Soms, als anderen dronken razen en tieren, moet zij er stom het zwijgen toe doen. Maar haar tijd komt, haar tijd komt altijd weer.’


Geschreven voor Boekblad.nl. Geïnteresseerd in Zweig? Ik schreef op dit blog eerder over Zweig in Nederland en de hervertaling van Schachnovelle. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Met je gender in een hokje

Vult u online enquêtes in? Of uw nieuwe koelkast netjes is afgeleverd? Of uw pizza  lekker was? Hoe uw vakantie u beviel, op een schaal van één tot zeven?

“Invullen duurt hooguit vijf minuten,” lees je vaak in de hengelmails van enquêteurs. Ik heb het een tijdje als een sport gezien om ze dan in tweeënhalve minuut in te vullen. Maar omdat alle minuten tellen als je met je telefoon dreigt te vergroeien, heb ik besloten ze allemaal weg te swipen – tenzij ze het algemeen belang dienen.

Sinds Gormangate krabben het boekenvak en de vertalerij zich op het achterhoofd. Ja, verdraaid, inclusie en diversiteit, daar moeten we wat mee. Maar wat? En hoe?

Die vragen stelt men zich ook bij KVB Boekwerk, het kenniscentrum voor de boekenbranche. Via de Auteursbond ging er een mail rond. Was ik als vertaler genegen mijn ideeën te geven over diversiteit en inclusie in de Nederlandse boekenmarkt? Invullen duurde “ongeveer tien minuten”.

Al zou het een half uur duren, dacht ik, dit was interessante materie. Ik schoof mijn werk aan de kant en opende de vragenlijst. Ik had alle debatten dan wel gevolgd, maar wat vond ik zélf eigenlijk?

Met welk gender identificeerde ik me het meest? Waar waren mijn ouders en mijn grootouders geboren? Met de openingsvragen wist ik wel raad; ik pas probleemloos in een heleboel hokjes. Maar algauw werden de vragen moeilijker. Vond ik het belangrijk dat het werk dat ik vertaalde ging over achtergronden en identiteiten die anders waren dan de mijne? En hoe belangrijk waren de achtergrond en identiteit van de auteur die ik vertaalde?

Steeds weer had ik de neiging “onbelangrijk” in te vullen. Er moesten toch gewoon goeie, urgente en maatschappelijk relevante boeken verschijnen? Identiteiten en achtergronden van auteurs en vertalers deden er toch niet toe? Of was dat te gemakkelijk om te zeggen voor een cisgender, heteroseksuele, witte man van begin veertig? Waar hield ruimdenkendheid op en waar begon desinteresse?

Hoe meer bolletjes ik aanvinkte en rapportcijfers ik uitdeelde, hoe duizeliger en hoe wanhopiger ik werd. Wilde ik lezers met andere identiteiten “bereiken”? Was het boekenaanbod divers genoeg? Mijn antwoorden pasten niet in de vakjes, ik snapte de vragen niet, of vond – en dat nog wel het vaakst – dat ik er gewoon geen mening over kón hebben.

Er verstreken tien minuten, er verstreken twintig minuten en een half uur, en op een gegeven moment stond er ‘Bedankt voor uw deelname’ op mijn scherm, terwijl ik van plan was geweest terug te klikken om mijn antwoorden nog eens rustig door te kijken. Help! Had ik nu heel erg foute dingen gezegd?

Ach, als ik een pizza in een enquête een zes gaf, al of niet doordacht, wist de pizzabakker ook niet wat er mis was met zijn baksels, hield ik mezelf voor. Maar als honderd mensen een zes gaven, wist hij in ieder geval dat hij aan de slag moest met zijn recept. Of met zijn ingrediënten. Of met zijn oven. Of zijn pizza’s sneller moest laten bezorgen. Hoe dan ook: dat het tijd was voor actie.

Wat ik allemaal heb ingevuld? Ik weet het niet meer. Ik weet alleen dat ik mijn best heb gedaan, en dat ik blij ben dat ik de uitkomsten van de enquête niet hoef te analyseren. Laat mij maar lekker vertalen.

Zouden mijn collega’s ook zo hebben zitten worstelen? Ik ben  benieuwd, en kijk uit naar de conclusies. Ik kan me zomaar voorstellen: dat de boekenbranche een ongelofelijk witte en hoogopgeleide bubbel is en dat het hoog tijd is dat daar iets aan verandert.


Geschreven voor Boekblad.nl, foto afkomstig van pxfuel.com. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Straatborrel met bestsellerauteur

Wij vertalers leiden teruggetrokken levens. We lezen en we schrijven – en doen verder zo weinig mogelijk. Onze afwijzing van wat anderen ‘leven’ noemen is een eindeloze variatie op het thema ‘Nee, ik heb een mooi boek’ uit de tijd dat andere kinderen kwamen vragen of we zin hadden om buiten te spelen.

En toch loop ik in Frankfurt rond dezer dagen. Ik speel buiten. Eigenlijk had ik er helemaal geen tijd voor en zag ik er als een berg tegenop, maar ik kon een beurs krijgen voor het Frankfurt International Translators Program en mij werd van alle kanten aangeraden die kans vooral te grijpen – hoe mooi mijn boek ook was.

Dat bleek een uitstekend advies. Nog geen twee weken geleden leverde ik mijn vertaling van de nieuwe roman van Monika Helfer in bij uitgeverij Nieuw Amsterdam – en gisteren zat ik bij een lezing van Jo Lendle van Hanser, de man die Helfers kwaliteiten had gezien en haar groot had gemaakt. De “Hanser Magic” noemde hij het. Helfer was opgelucht geweest dat ze begin deze week net naast de Buchpreis had gegrepen, vertrouwde Lendle zijn publiek toe. Zelf had hij een borreltje extra moeten drinken om de teleurstelling te verwerken.

Vanaf volgende week ga ik voor uitgeverij Volt een krimi co-vertalen van Nele Neuhaus. En wie liep ik eergisteren tegen het lijf bij de stand van Ullstein, waar ik alleen maar even was langsgelopen om een leesexemplaar van het boek te bietsen? Nele Neuhaus zelf, nota bene. Oh? Werd Strasse nach nirgendwo nu ook in het Nederlands vertaald? Geweldig! Neuhaus verontschuldigde zich dat ze het niet wist. En nog voor ik háár kon vragen om een selfie, duwde ze haar man haar telefoon in handen om een foto van ons te maken. Even later stonden we bij een statafel te keuvelen als buren bij een straatborrel.

Zo rolde ik in Frankfurt van de ene verbazing in de andere. Bij de opening van de Messe bedankte de Duitse minister voor cultuur en media ‘ons’ vertalers er nadrukkelijk voor dat we tijdens de coronacrisis door waren blijven werken om de lezers een blik op de wereld buiten hun coronabubbel te blijven bieden. Wij vertalers stootten elkaar aan. Hoorden we dat goed? Zoveel eer? Ja, jeetje. Zo keken we er zelf niet altijd naar als we een deadline aan het halen waren.

Verder is mij deze week in gesprekken met collega’s uit onder meer Oezbekistan, Slovenië en Mexico duidelijk geworden hoe levendig de boekhandels- en vertaalcultuur in Nederland zijn. Zoveel boeken om uit te kiezen, in zoveel boekhandels en bibliotheken. Zoveel opdrachten voor vertalers, zulke geweldige stimuleringsprogramma’s. Lichtelijk onnozel dat ik er nooit eerder serieus bij had stilgestaan hoe bijzonder het allemaal is.

Ik heb het mooiste beroep van de wereld, dat is mij deze week eens te meer duidelijk geworden, en het is een voorrecht het in Nederland te kunnen uitoefenen. Maar ik heb ook geleerd dat ik me zo nu en dan toch even van mijn boeken moet losrukken. De beurs van Leipzig is eind maart, heb ik me laten vertellen. Ik zal eens kijken of ze daar ook een vertalersprogramma hebben.


Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.