Tijdens een saai telefoongesprek viel mijn oog op een knop op mijn telefoon die me nooit eerder was opgevallen. “Opnemen” stond eronder. Huh, wat? Ging dat zo gemakkelijk tegenwoordig?
Ik herinnerde me hoe ik vroeger had zitten klungelen met telefonische interviews, in verbeten pogingen journalist te worden. Met een postelastiek om mijn hoofd en een microfoon eronder geklemd had ik gespreksgenoten het vuur na aan de schenen proberen te leggen. Maar natuurlijk schoot de microfoon altijd los zodra een gesprek ook maar een beetje interessant werd.
Voor de gein drukte ik op de opneemknop en zo zat ik dat saaie gesprek direct na afloop alweer terug te luisteren. Daarbij vloog het schaamrood me naar de kaken, want ik merkte dat allerlei dingen die mijn zus me had verteld gewoon niet tot me waren doorgedrongen (sorry Marleen, als je dit leest), en dat er iemand aan het gesprek had deelgenomen wiens stemgeluid me onbekend voorkwam. Maar dat was ik natuurlijk zelf.
Iets dergelijks is me overkomen met een vertaling die ik anderhalf jaar geleden maakte en waarvoor ik een vertaalbeurs kreeg van het Letterenfonds. Bij de toekenning van zo’n beurs hoort dat een commissie van deskundigen de kwaliteit van je vertaling tegen het licht houdt wanneer je een nieuwe beursaanvraag indient. Is je werk een beetje beurswaardig?
‘Nee, helaas,’ luidde het oordeel van de commissie deze zomer. Ik ontplofte toen ik de brief kreeg. Wel god nog aan toe, welke muggenzifter had het lef? Wat voor kommaneuker… Welke, welke… Enzovoort. Hoe zit dat ook alweer met de fases van rouw? Eerst protest, dan ontkenning, dan verdriet en tot slot acceptatie? Zo werkte het bij mij zo’n beetje.
De afgelopen tijd heb ik de gewraakte vertaling zitten bestuderen. Aanvankelijk vol bewondering voor mijn eigen onvoorstelbare vertaalvaardigheid, maar na verloop van tijd met hetzelfde ongeloof dat me besloop bij het beluisteren van die telefoonopname. Waarom had ik niet opgemerkt wat mijn “gesprekspartner” éigenlijk had willen zeggen, en vooral hóe die dat had willen zeggen? Waar had ik gezeten met mijn gedachten? Waar had ik nou zo ontzettend mijn best op zitten doen?
Na mijn afstuderen heb ik een tijd geprobeerd om journalist te worden. Met een dictafoon en een notitieblok in de aanslag rende ik rond om sappige quotes te verzamelen, tot ik doorkreeg dat al die zogenaamde feiten me niet gingen brengen waar ik wilde komen. Ik gaf de journalistiek eraan en besloot vertaler te worden.
Ik heb nu een stuk of tien boeken vertaald en kom tot de ontdekking dat die jaren met dat elastiek om mijn hoofd me meer hebben gevormd dan ik zelf in de gaten heb gehad. De striem van dat postelastiek is verdwenen, maar de neiging om zoveel mogelijk informatie zo efficiënt mogelijk bij de lezer naar binnen te trechteren zit er nog steeds in. Die heeft me in de weg gezeten bij die vertaling waar de commissie – terecht dus – zo streng over oordeelde.
Dat ik na jarenlang hardnekkig proberen geen journalist ben geworden, was omdat er geen journalist in me zat. Stiekem wist ik dat ook wel. Dat ik bij het vertalen nog steken laat vallen, vind ik alleen maar interessant en leerzaam, omdat ik weet dat er wél een vertaler in me zit. Mede dankzij de beoordelaars van het Letterenfonds krijg ik steeds beter in de gaten hoe mijn eigen stem klinkt. En hoe nauwkeurig je moet luisteren om te horen wat er éigenlijk gezegd wordt.
Foto afkomstig van pxfuel.com. | Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.