Ik baal ervan dat ik zo vaak aan Tommy Wieringa denk. Niet uit aanbidding of afkeer van zijn werk, want dat ken ik niet goed, maar om een anekdote die ik eens over hem las. In Boekblad misschien wel. Namelijk, dat hij als beginnend auteur in zoveel mogelijk boekhandels was gaan vragen of ze ‘dat goed besproken boek met die sinaasappel op het omslag – JOE! SPEEDBOOT! van TOMMY! WIERINGA! – op voorraad’ hadden. Dat hij vrienden en familie had aangespoord om hetzelfde te doen en dat zo het balletje van zijn eerste bestsellersucces was gaan rollen.
Tijdens een boodschappenrondje in het centrum van mijn stad schoot ik afgelopen weekend even mijn favoriete boekhandel binnen. Ik had in de krant gelezen over een jonge, veelbelovende schrijfster die we in het nieuwe jaar in de gaten moesten houden en wilde haar boek in huis halen. Niet dat het plankje ongelezen titels in mijn kast leeg begon te raken of dat er niet nog een paar meesterwerken om herlezing smeekten, maar toch.
Toen mijn zoektocht door de winkel niet direct resultaat opleverde en er toevallig een boekverkoper langsliep die niets dringends om handen leek te hebben, schoot ik die meteen maar aan. Dat nieuwe boek van die veelbelovende schrijfster uit die kwaliteitskrant, had hij dat op voorraad?
De verkoper knikte begripvol, ging me voor naar de kast waarin ik eerder zelf ook in had staan turen en trok het boek zó tevoorschijn. Mijn excuses dat ik met mijn neus had staan kijken, wuifde hij professioneel weg. ‘Nee, het is fijn dat u er even naar vroeg, want het is het laatste exemplaar. Ik ga het meteen bijbestellen. Er zullen meer mensen naar vragen de komende dagen.’ En ernstig: ‘Ze is hét literaire talent van het jaar, nietwaar?’
Toen ik met het boek de winkel uit liep, moest ik weer eens aan Tommy Wieringa denken. En aan een boek dat ik een tijdje geleden had vertaald en waar ook nog maar één exemplaar van in de kast had gestaan. Want dat had ik in het voorbijgaan maar al te goed gezien. Waarom had ik de boekverkoper daar niet nog even op gewezen? Dat dat boek óók lyrische recensies had gekregen en pas nog, in diezelfde kwaliteitskrant waar ik me nu door liet leiden, als een ‘literair juweel’ was bestempeld?
Waarom ging dat nou altijd zo met mij? Waarom zag ik de boeken die ik vertaalde zo vaak wegkwijnen in de boekhandel en waarom vestigde ik de aandacht er niet even op? Mijn vertalingen moesten toch ook stuk voor stuk onverbiddelijke bestsellers worden? Was het charmante vertalersschuchterheid? Of was het een gebrek aan professionaliteit dat ik altijd even keek hoe ‘mijn’ boeken erbij lagen – en vervolgens stilletjes uit de boekhandel verdween? Waar was de Tommy Wieringa in mij?
Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.
Hij groeit op in armoede, als onwettig kind van een dienstmeid. De slimste jongen uit de streek is hij, een veelbelovende knaap. Maar kort voor hij eindexamen zal doen, wordt hij onder de wapens geroepen en voor Hitler naar het oostfront gestuurd. Hij keert terug met een houten been en een trauma en zal de rest van zijn leven zwijgen over zijn ervaringen aan het front. Hij trekt zich terug tussen zijn boeken.

Op een woensdagmiddag dat ik het goed met mezelf voorhad, deed ik het gewoon. In een impuls. Ik had er eigenlijk het geld niet voor, maar de zon scheen, het belletje van de winkel tingelde vrolijk en ik zag meteen bij binnenkomst al allemaal belangrijke en begerenswaardige boeken staan.
Vertalen is het heerlijkste wat er is, maar het is jammer dat je er zoveel leeswerk aan hebt. Ja, serieus! Na amper een dag werken dansen de letters en de ideeën me vaak voor ogen en gaat het besturingssysteem in mijn bovenkamer in de sluimerstand. Van lezen komt in de avonduren bar weinig meer terecht.
Vult u online enquêtes in? Of uw nieuwe koelkast netjes is afgeleverd? Of uw pizza lekker was? Hoe uw vakantie u beviel, op een schaal van één tot zeven?
Wij vertalers leiden teruggetrokken levens. We lezen en we schrijven – en doen verder zo weinig mogelijk. Onze afwijzing van wat anderen ‘leven’ noemen is een eindeloze variatie op het thema ‘Nee, ik heb een mooi boek’ uit de tijd dat andere kinderen kwamen vragen of we zin hadden om buiten te spelen.
Zo rolde ik in Frankfurt van de ene verbazing in de andere. Bij de opening van de Messe bedankte de Duitse minister voor cultuur en media ‘ons’ vertalers er nadrukkelijk voor dat we tijdens de coronacrisis door waren blijven werken om de lezers een blik op de wereld buiten hun coronabubbel te blijven bieden. Wij vertalers stootten elkaar aan. Hoorden we dat goed? Zoveel eer? Ja, jeetje. Zo keken we er zelf niet altijd naar als we een deadline aan het halen waren.