Kikker

‘Kijk,’ zegt ze. Ze houdt een doorzichtige plastic beker voor mijn neus. Ik sla mijn boek dicht en bekijk de beker. Ik snap het niet helemaal. ‘Heb je dat voor mij meegenomen?’ vraag ik. ‘Nee,’ zegt ze. ‘Er zit een kikker in.’ Ze houdt de beker wat lager, zodat ik over de rand kan kijken.

In de beker drijft een plastic kikkertje. Ze houdt de beker niet helemaal stil, daarom lijkt het of de kikker beweegt, of hij een eindje met de golven meezwemt. Ik weet niet goed wat ik moet zeggen, maar dat is geen probleem. Samen kijken we een tijdje naar de kikker. ‘Leuk hè,’ vraagt ze. ‘Ja,’ zeg ik. ‘Leuk.’

Voordat ik meer kan zeggen, is ze verdwenen naar mijn buurvrouw bij de fontein. Ook die zit een boek te lezen. ‘Kijk,’ zegt ze. ‘Er zit een kikker in de beker.’ Zo maakt ze een rondje langs de vijver. Met iedereen kijkt ze een tijdje naar de kikker; iedereen kijkt verwonderd naar haar op. Als ik even later verdiept ben in mijn boek, komt ze opnieuw langs. ‘Kijk,’ zegt ze en ze houdt de beker voor zich uit.

Behalve de kikker drijven er nu een paardenbloem en een boomblaadje in het water. Opnieuw bestuderen we samen de kikker. Leuk, concluderen we. En zij zegt met een serieus gezicht: ‘Zo vindt de kikker het veel fijner.’

Groningen, 2 juni 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)