Hond uitlaten

‘Op de stoep,’ fluistert hij. ‘Op de stoep.’ Nu iets luider. Het is avond, het is stil in de wijk, hij wil de rust niet verstoren. Bovendien heeft een hond een prima gehoor. Je kunt altijd tegen een hond fluisteren, ook als je twintig meter verderop staat.

Het wekt een wat onnozele indruk, ’s avonds, geen mens op straat, en toch de hond commanderen dat hij op de stoep gaat zitten voor het oversteken. Maar een hond moet leren gehoorzamen. Ook als hij zelf ziet dat er niemand op de weg is, moet hij op de stoep blijven. Ook als hij hoort dat er nergens in de verte een auto aankomt.

‘Zit,’ fluisterschreeuwt hij. ‘Zit! Zit!’ Toch steeds harder. Ze staan op de stoep tussen de Ganzenbloemstraat en de Leeuwenburgstraat. Bor gaat zitten en kijkt om zich heen. Hij lijkt maar weinig haast te hebben. Eigenwijze, lieve eigenwijze hond. Het is avond, het is lekker weer. Wat windt hij zich eigenlijk op, denkt hij. Bor hoort hem wel, hij houdt alleen z’n gemak.

Zo staan ze een tijdje op de stoeprand te wachten voor ze de straat oversteken. Hij zou Bor willen aaien, komt het in hem op, hij zou hem willen aanhalen. Maar wie moet hier nou afgericht worden, zal Bor dan denken. Eerst schreeuwen en dan aanhalen. Wat een gedoe op zo’n rustige avond.

Groningen, 22 juli 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)

Vissen

Omdat het net geregend heeft, bijten ze goed. Het is aan het begin van de avond. De wolken hangen donker en dreigend boven het park, maar het blijft droog. Onder deze hemel zien het gras en het groen van de bomen er donker, volgezogen uit. Aan de rand van de Pioenvijver staan de vissers een meter of drie, vier uit elkaar.

Naar voren stekende buiken, loshangende overhemden, dikke polsen en visserskrukjes bepalen het beeld. Lijnen worden uitgegooid en langzaam weer binnengehaald, rustig uitgegooid en weer binnengehaald. Jongetjes van tien, elf jaar gaan van hengelaar naar hengelaar. Van vader naar de buurman, naar de overbuurman, naar een meneer met een groot nieuw schepnet.

Dit zijn hengelaars onder elkaar. Mannen staren naar hun dobber, brommen tegen elkaar over het weer en over wat ze vorige week hebben gevangen. De ene na de andere vis komt spartelend boven en wordt zonder verdere opmerkingen teruggegooid in het water. De jongetjes helpen met de schepnetten en roepen naar elkaar als er ergens een dobber onder water schiet.

Af en toe valt er een druppel regen, op het schelpenpad staat een moeder in legging een sigaret te roken. ‘Kevin kom je zo naar binnen?’ De vissen gaan ondertussen bedaard van haakje naar haakje. Gisteren, nu, morgen, volgend jaar. De vissen blijven zwemmen, de hengelaars blijven hengelen, de jongens blijven roepen. ‘O, een vette. Pap, moet je zien wat een vette!’

Groningen, 3 juli 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)

Kikker

‘Kijk,’ zegt ze. Ze houdt een doorzichtige plastic beker voor mijn neus. Ik sla mijn boek dicht en bekijk de beker. Ik snap het niet helemaal. ‘Heb je dat voor mij meegenomen?’ vraag ik. ‘Nee,’ zegt ze. ‘Er zit een kikker in.’ Ze houdt de beker wat lager, zodat ik over de rand kan kijken.

In de beker drijft een plastic kikkertje. Ze houdt de beker niet helemaal stil, daarom lijkt het of de kikker beweegt, of hij een eindje met de golven meezwemt. Ik weet niet goed wat ik moet zeggen, maar dat is geen probleem. Samen kijken we een tijdje naar de kikker. ‘Leuk hè,’ vraagt ze. ‘Ja,’ zeg ik. ‘Leuk.’

Voordat ik meer kan zeggen, is ze verdwenen naar mijn buurvrouw bij de fontein. Ook die zit een boek te lezen. ‘Kijk,’ zegt ze. ‘Er zit een kikker in de beker.’ Zo maakt ze een rondje langs de vijver. Met iedereen kijkt ze een tijdje naar de kikker; iedereen kijkt verwonderd naar haar op. Als ik even later verdiept ben in mijn boek, komt ze opnieuw langs. ‘Kijk,’ zegt ze en ze houdt de beker voor zich uit.

Behalve de kikker drijven er nu een paardenbloem en een boomblaadje in het water. Opnieuw bestuderen we samen de kikker. Leuk, concluderen we. En zij zegt met een serieus gezicht: ‘Zo vindt de kikker het veel fijner.’

Groningen, 2 juni 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)

Foto

Bijna ongeloofwaardig, zo stil is het. De zon staat pal op het water, de eenden drijven stil in de rondte, geen zuchtje wind en geen struikje of takje dat beweegt. Bijna zou je geloven dat ook je eigen voetstappen geen geluid maken.

We zijn met zijn drieën in het park. Ik en een jongen en een meisje van een jaar of achttien. Ik loop met de klok mee rond het water, zij gaan tegen de klok in. Hand in hand, schuchter, toch nog op enige afstand van elkaar. Als ik ze passeer, doet zij het bandje van haar hemdje goed. Hij weet niet goed waar hij zijn hand moet laten.

Zo schuiven we elkaar voorbij op het schelpenpad. Even later, als ik zit te kijken naar de plastic zakken die onder het wateroppervlak zweven, duiken de twee weer op. Besluiteloos stappen ze rond bij een bankje naast me. De jongen heeft een groot zwart fototoestel in zijn handen.

Bedeesd, vragend, komen ze met het apparaat op me af. Ja? Wil ik? Met die grote knop, wijst het meisje. Ze gaan op het bankje zitten, zij legt haar handen in haar schoot, hij slaat wat onhandig een arm om haar heen. Ik buig een eindje door mijn knieën, zoek en druk af. Zachtjes suist het transportmechaniek van het fototoestel.

Groningen, 30 mei 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)

Portret

Ze komt niet alle dagen meer langs, maar haar portret hangt aan de muur. Een echt portret, gemaakt bij een echte fotograaf. Vijfentwintig jaar wonen ze hier nu, Erica heeft het grootste deel van haar jeugd hier doorgebracht. Soms, voordat ze naar bed gaan, staan ze naar het portret te kijken.

Eens in de drie, vier weken is dat. Gewoonlijk zegt geen van beiden iets, gewoonlijk is het Gea die na verloop van tijd de stilte verbreekt. Of de vuilniszakken al buiten staan. Dat ze morgen naar fysiotherapie moet. Ze zouden er veel woorden aan vuil kunnen maken dat Erica nu met een puntlasser in Stedum woont. Maar ze kunnen het ook laten.

Een jaar of wat geleden, toen ze opnieuw hebben behangen, is de lijst even van de muur geweest. Al snel hing hij er weer even vertrouwd bij als tevoren. Boven de schoorsteenmantel, in het midden van de kamer. Ze heisteren door het huis en Erica kijkt toe. Ze worden ouder en Erica kijkt toe.

Als ze op visite is, zit Erica vaak schuin onder haar eigen portret op de bank. De verschillen worden zichtbaar, ook Erica wordt ouder. Haar lichaam, haar haar, haar nek. Op de foto is ze een meisje, in het echt is ze een vrouw. De tijd verstrijkt, Erica lacht. Ze weten nog precies wanneer ze de foto lieten maken.

Groningen, 24 januari 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)

Lijsttrekkermoe

Het is donderdagavond, Hans en Mirthe zitten op de bank. Het eten is op, de afwas gedaan, de boel is aan kant. Hans leest de krant, Mirthe zit met opgetrokken benen in een hoekje. Nu even niets te doen, ze is de hele dag in touw geweest.

Heeft ze al zin in ledigheid te vervallen? Het is nog maar half acht, de hele avond ligt nog voor haar. Ze heeft al even in de gids gekeken, niks leuks op tv vanavond, en ze heeft al even door de telefoonklapper gebladerd. Niemand die ze nodig eens moet bellen. Niemand die ze wíl bellen, in ieder geval.

Hans slaat een krantenpagina om, Mirthe staat op en loopt naar het raam. De stoep is geveegd. Vanochtend, nog voordat ze naar haar werk ging, heeft ze een paadje vrijgemaakt. Van de stoep dwaalt haar oog naar de vensterbank die opgeruimd is, de planten die ze al water heeft gegeven, naar de krantenbak en naar de kattenmand. Van het weekend moet Kat maar schone korrels.

‘Ik begin lijsttrekkermoe te raken,’ zucht Hans en hij slaat nog een krantenpagina om. Mirthe loopt terug naar de bank, gaat naast hem zitten. Vakanties of feestdagen zitten er voorlopig niet in, denkt ze. Binnenkort verkiezingen en dan voorjaar. En tot die tijd? Zou er nog iets gaan gebeuren? Langzaam laat Mirthe zich omvallen, ze legt haar hoofd op Hans’ schoot. ‘Lijsttrekkermoe?’ vraagt ze.

Groningen, 10 januari 2003

Gepubliceerd in: Een jaar, de stad (eigen beheer, 2003)