Het centrum van Wenen is één permanente file van Audi’s en Mercedessen. De lucht is zuur van uitlaatgassen. Eigenlijk moet ik met het openbaar vervoer naar mijn werk, maar Hollander als ik ben – mijn fiets is me te dierbaar.
Voorbij het Volkstheater, in Siebensterngasse mogen alleen wandelaars, trams en fietsers komen, dus daar is de lucht beter. Een leuke straat, de Siebensterngasse. Met café’s, Beißls, breiwinkels, hier en daar een boekhandeltje, een platenzaak en op een hoek een broodjeszaak.
Het is aan het eind van de dag, in een lage versnelling rij ik door de Siebensterngasse. En ik kijk. Genietend duwt een meisje een wandelwagen over de stoep, soepel springt een meneer in een pak van de stoep op de straat. De straatverlichting floept aan, de hemel is roze.
Dan schuift er een tram de schemering van de straat binnen, piepend schurend en bellend om aandacht. In de tram, helder verlicht, als koopwaar in een etalage, zitten mensen voor zich uit te staren. Naar het meisje met de kinderwagen, naar de meneer in het pak en misschien ook wel naar mij.
Plotseling knettert de bovenleiding van de tram en gaat de binnenverlichting uit – en direct weer aan. De tram blijft rijden, het meisje met de wandelwagen loopt door, de meneer met het pak verdwijnt in een bakkerij. Heel even duurt het maar, waarschijnlijk heeft niemand het in de gaten. Maar het lijkt wel of de straat even aan en uit gaat.
Wenen, 1 december 2003