‘I’m willing to give it a try, Harry,’ zegt haar mond. ‘I really am.’ Haar oogopslag, de trek om haar mond en haar over elkaar geslagen armen zeggen iets anders: ‘Ik ben je zat, Harry. Ik ben al jaren moe van je en wanhopig van mezelf. Dat ik genoegen neem, godbetere, met een ellendeling als jij.’
Het is vrijdagmiddag. De zon schijnt. Langzaam wordt het drukker op het terras van de Zwarte Ruiter.
‘Oh honey,’ zegt Harry. Hij gaat rechtop zitten en legt een vlezige hand op tafel. ‘You know I want to make us work.’ Echt, hij gaat veranderen, bezweert hij. Hij blijft nooit meer zo lang weg, hij gaat helpen in huis en hij zal nooit, echt nooit meer tegen haar liegen. ‘Honestly Astrid,’ raakt hij in vervoering van zijn eigen woorden. ‘I’ll be a better man for you.’
Zulke beloftes heeft Astrid eerder gehoord. Zie jezelf zitten, Harry, zegt haar blik. Brit onder de Britten, je bent geen haar beter dan die zuipmakkers van je. Met je bleke, ongeschoren kop, met je dikke pens en dat eeuwige blauwe vest van je. Alleen dat vest al! Hoe vaak heb je al niet beloofd dat je iets nieuws zult kopen?
Beloftes maken dorstig in de zon, merkt Harry. Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd, neemt een slok bier, draait in zijn stoel op zoek naar een ober voor een volgend glas – en zakt onderuit als hij bedenkt dat hij hier zelf naar de bar moet lopen. Vermoeid, spiedend kijkt hij zijn vriendin aan. ‘Really Astrid. I want to be a better man for you,’ verzucht hij.
Mijn pogingen me op mijn boek te concentreren heb ik tegen die tijd allang opgegeven. Ik haal mijn voeten van de stoel tegenover me en kijk nonchalant de andere kant op. Waar was Harry zo lang naartoe, zit ik me af te vragen. En zou Astrid het verschil tussen “will” en “want to be a better man” wel horen? Moet ik haar waarschuwen? Of zal ik liever mijn boek dichtslaan, mijn glas leegdrinken en naar mijn eigen leven verdwijnen?