Aan het eind van het jaar raak ik soms verstrikt in goede voornemens. Minder snoepen, meer sporten: de bekende oliebollenwroeging. De echte goede plannen komen in de zomervakantie, ook dit jaar weer. Klaplopend op het strand van Terschelling nam ik het me voor: ik ging minder tijd laten verdampen en eindelijk werk maken van de droom die ik nu al jaren voor me uit schoof.
Zo komt het dat ik de afgelopen weken flink wat in koffiezaakjes en op parkbankjes heb zitten werken, in de buurt van de sport- en hobbyclubs van mijn dochters. De wachttijd tussen het halen en brengen van de dames beliep soms een uur of zes per week, had ik becijferd. Haast een werkdag. Als ik die tijd nuttig besteedde kon ik, over een heel jaar genomen… Enzovoort.
Waar je achter komt als je buiten de deur zit te tikken, is hoe overzichtelijk vertaalwerk eigenlijk is. Wat nou papieren woordenboeken en naslagwerken? Wat nou ergonomische werkplek? Als je zo nu en dan van houding wisselt, kun je overal aan de slag. Op parkbankjes en in sportkantines desnoods, meer dan een laptop en een internetverbinding heb je niet nodig.
Maar wat je ook ontdekt, is hoe complex vertaalwerk eigenlijk is. Wat voor idiote gezichten je trekt als dat ene woord waarvan je wéét dat het bestaat zich niet aandient. In wat voor gefrons je verzinkt. Hoe je zit te mompelen. Hoe je empathisch meebeweegt met je personages en hoe je wapperend en gebarend melodie en ritme van je zinnen dirigeert. Ta-dam, ta-dam! Vier let-ter-gre-pen! Ja, ja en dan eindigen met een KNAL!
Au, shit. Zo sla je je een glas water van tafel. En zo zit je je te schamen voor je wereldvreemde gemompel en voor de gekke bekken die je hebt zitten trekken. Grote ogen bij je terrasgenoten als je weer uit je wolk van concentratie neerdaalt. ‘Is alles goed met u, meneer? Zal ik een nieuwe spa rood brengen?’
Laatst las ik een wat wonderlijk Boekblad-stukje over de verwachtingen die sommige uitgevers koesteren over ‘vertaalcomputers’. Over boeken die in een half uur vertaald zouden zijn, in plaats van in ettelijke weken – en dan nog beter ook. Ik zat er vrolijk bij te grinniken, maar de angst sloeg me ook om het hart. Echt? Waren er uitgevers die zo oppervlakkig dachten? En die zo slecht lazen? En die zo’n verachting hadden voor lezers?
Ja, vast en zeker valt er winst te boeken met computer-gegenereerde vertalingen. Ik heb ook niet onder een steen gelegen en ik vind de mogelijkheden van AI óók fascinerend. En ja, ChatGPT is een blijvertje. Dus laten we proberen er ons voordeel ermee te doen.
Maar mijn terras-, park- en sportkantine-ervaringen van de afgelopen weken hebben me ook weer met nieuwe ogen naar mijn werk laten kijken. Hoe ik prevelend en dirigerend in andere werelden beland bij mijn werk. Op mijn eenzame vertaaltroon thuis had ik het niet meer zo in de gaten, maar zoveel inlevingsvermogen komt er kennelijk bij vertaalwerk kijken.
Uitgevers, lezen jullie mee? Misschien een goeie vraag om te stellen, de volgende keer dat jullie een vertaalklus uitbesteden: of de vertaler in kwestie wel eens goeie voornemens heeft. Ik hou de mijne een week of vijf vol inmiddels. Ik ben trots. Maar mocht je me binnenkort toch zonder laptop in een sportkantine zien zitten, dan zal ik óók trots zijn. Trots dat ik geen vertaalcomputer ben.
Geschreven voor Boekblad.nl. Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief, of volg me op of LinkedIn.