Zodra dat weer kan, ga ik naar Artis om Stefan Zweig te gedenken. Ja, Stefan Zweig, de man van De wereld van gisteren en al die andere indrukwekkende boeken over de menselijke driften, het humanisme en de Europese cultuur. Ongeveer honderd jaar geleden moet hij in Artis hebben rondgelopen. Ha, moet je voorstellen, Stefan Zweig met een zakje pinda’s voor de apen.
Ik las erover in Stefan Zweig. Wie ich ihn erlebte, het prachtige boek dat Friderike Zweig in 1947 over haar ex-echtgenoot publiceerde. Alhoewel, ex-echtgenoot? Dat Stefan zich van haar had laten scheiden en er met zijn secretaresse vandoor was gegaan, kon Friderike hem niet kwalijk nemen. Daarvoor doorzag ze hem te goed en hield ze te veel van hem. Dat hij haar na hun scheiding lange, openhartige brieven bleef schrijven en haar vroeg zijn achternaam te blijven voeren, zei wat haar betreft genoeg.
In hun jonge, gelukkige jaren reisden Stefan en Friderike een keer vanuit België, waar ze regelmatig kwamen, naar Amsterdam. De sfeer was opperbest, maar het was snikheet, schrijft Friderike. Een snelle vertaling: ‘In de mooie dierentuin keken we jaloers toe hoe de neushoorns een bad namen. Stefan begon Nederlands tegen ze te praten, iets wat we al zonder enig succes in plaatselijke restaurants hadden geprobeerd. We hadden enkele woorden geleerd die we mooi vonden, ‘vertrecken’ bijvoorbeeld, en Stefan riep het de neushoorns meermaals toe. Maar ook de dieren begrepen ons niet.’
De volgende dag willen ze vanuit Amsterdam een uitstapje maken naar een ‘bijzonder Hollands plaatsje’, om koper poetsende boerinnen met witte hoofdkapjes te zien. Maar kort voordat ze aan boord zullen stappen van de stoomboot die ze ernaartoe moet brengen, krijgt Zweig zijn bekomst van de hitte en de drukte en besluit dat hij terug wil naar het hotel. Hij wil schrijven. Nee, hij moet schrijven.
Liefdevol en bewonderend beschrijft Friderike ‘haar’ Stefan als een man die andermans driften en angsten scherp doorzag (en bij elke nieuwe publicatie fanmail kreeg van Sigmund Freud), maar bar weinig greep had op zijn eigen geluk en ongeluk. Héél hard werken, héél veel lezen en héél veel schrijven, dat was zijn antwoord op existentiële twijfel. En als hij weer eens overwerkt raakte, ging hij op reis – om in een chic hotel of een gehuurde villa even driftig verder te schrijven. ‘Mooie steden en landschappen waren slechts nieuwe coulissen rond zijn reizende werkplek, waar hij tijdens een zeldzame pauze hoogstens een vluchtige blik op wierp.’
Hard werken en veel lezen zijn inderdaad uitstekende antwoorden op getob en gepieker. Maar zo nu en dan een dagje de toerist in je eigen leven uithangen kan ook geen kwaad. Zodra de mogelijkheid zich voordoet, ga ik naar Artis. De neushoorns waar Zweig naar heeft staan roepen, zijn er niet meer, die worden maar een jaar of vijftig, las ik zonet op Wikipedia. Misschien dat de schildpadden of de koikarpers zich hem nog herinneren, die schijnen zomaar tweehonderd jaar te kunnen worden. Ik zal ze eens vragen of ze Zweigs werk ook zo zo tijdloos vinden. Of zij ook het gevoel hebben dat hij zijn boeken gisteren geschreven heeft, en dat hij elk moment weer langs kan komen stappen.
Op de hoogte blijven van mijn blog? Schrijf je in voor de nieuwsbrief.